-
1 zich verplichten tot
zich verplichten tots'engager à 〈+ onbepaalde wijs〉 -
2 verplichten
♦voorbeelden:de wet verplicht ons daartoe • la loi nous y obligeiemand (aan zich) verplichten • obliger qn.dat verplicht u tot niets • cela ne vous engage à rien -
3 zich tot iets verplichten
zich tot iets verplichtenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich tot iets verplichten
-
4 verplichten
2 [door dienst verbinden] oblige♦voorbeelden:zich tot iets verplichten • commit oneself to doing something -
5 verplichten
обязать* * *(t)обязывать; принуждатьzich verplíchten tot iets — брать на себя обязательство
* * *гл.общ. обязывать, принуждать -
6 engager
engager [ãgaazĵee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bewegen (tot) ⇒ aansporen, uitnodigen5 beginnen ⇒ openen, aanknopen6 betrekken (in) ⇒ verwikkelen (in), op het spel zetten♦voorbeelden:engager des poursuites • een vervolging instellenengager sa responsabilité • verantwoordelijkheid op zich nemen3 binnengaan ⇒ inrijden, inslaan4 beginnen♦voorbeelden:1. v1) de wedstrijd beginnen, aftrappen2) in dienst nemen, inhuren3) verplichten4) aansporen, uitnodigen5) insteken6) beginnen2. s'engagerv1) zich verplichten, beloven3) binnengaan4) beginnen -
7 obliger
obliger [obliezĵee]1 verplichten (tot) ⇒ binden (tot), dwingen (tot)♦voorbeelden:je suis obligé de partir • ik moet weg→ noblessev1) verplichten -
8 underwrite
v. handtekening zetten (ook bij verzekering)[ undərajt]4 〈 economie〉 zich verplichten tot het kopen van 〈 niet-geplaatste aandelen〉 ⇒ de verkoop garanderen van♦voorbeelden: -
9 undertake
v. ondernemen; veroorloven[ undəteek]♦voorbeelden: -
10 s'engager à
s'engager à -
11 assujettir
assujettir [aasuuzĵettier]2 vastzetten ⇒ vastmaken, vasthechten♦voorbeelden:1. v1) onderwerpen (aan), verplichten (tot)2) vastzetten2. s'assujettir (à)v -
12 contraindre
contraindre [kõtrẽdr]1 dwingen (tot) ⇒ noodzaken, aanzetten (tot)♦voorbeelden:contraindre à qc. • verplichten tot iets1. v1) dwingen (tot), noodzaken2) bedwingen, onderdrukken2. se contraindrev -
13 verbinden
2 [in samenhang brengen; door een overeenkomst, band koppelen aan] rattacher3 [omzwachtelen] panser4 [telefonisch aansluiten] mettre en communication♦voorbeelden:2 zijn naam aan iets verbinden • associer son nom à qc.woorden tot zinnen verbinden • unir des mots pour former des phrasesaan de proefles zijn geen kosten verbonden • la leçon d'essai est gratuiteaan een instelling verbonden zijn • être rattaché à une institutioniemands wonden verbinden • panser les blessures de qn.kunt u mij met de heer X verbinden? • pouvez-vous me passer monsieur X?II 〈wederkerend werkwoord; zich verbinden〉1 [zich verplichten] s'engager2 [scheikunde] se combiner♦voorbeelden:zich tot iets verbinden • s'engager à faire qc. -
14 verbinden
verbinden2 dicht-, toebinden ⇒ blinddoeken♦voorbeelden:1 zich verbinden ⇒ een verbond aangaan, sluiten -
15 verbinden
1 [samenvoegen] join (together) ⇒ connect (to/with)3 [omzwachtelen] bandage4 [door een overeenkomst/band koppelen aan] connect, attach ⇒ join (up)♦voorbeelden:1 verbinden met • join to, connect to/with, link (up) to/wither zijn geen kosten aan verbonden • there are no expenses involvedeen man met een vrouw in de echt verbinden • join a man to a woman in marriagehet verbindt u tot niets • it does not commit you to anythingkunt u mij met de heer X. verbinden? • could you put me through to Mr X?II 〈wederkerend werkwoord; zich verbinden〉1 [zich verplichten] commit oneself (to)2 [scheikunde] combine (together)♦voorbeelden:1 zich verbinden om werk te doen • undertake/agree to do workzich voor twee jaar aan een baan verbinden • tie oneself to a job for two years -
16 bind
v. binden; verplichten; zich houden aanbind1[ bajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 binding ⇒ band, gebondenheid♦voorbeelden:————————bind21 (aaneen)plakken ⇒ zich (ver)binden, vast/hard/dik worden♦voorbeelden:heat causes clay to bind • door de hitte wordt klei hardII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)binden ⇒ bijeenbinden, boeien2 bedwingen ⇒ aan banden leggen, hinderen3 verplichten ⇒ verbinden, dwingen4 verbinden ⇒ omwinden, omwikkelen6 binden ⇒ dik/hard/vast(er) maken♦voorbeelden:2 be snow-bound • vastzitten in/door de sneeuwshe felt bound down by the regulations • ze voelde zich aan banden gelegd door de bepalingen3 she's bound to come • ze moet (wel)/is verplicht te komen, ze zal zeker komenbind someone to secrecy • iemand tot geheimhouding verplichtenhe's bound up in his job • hij gaat helemaal op in zijn werk→ bind over bind over/ -
17 forcer
forcer [forsee]1 veel kracht zetten ⇒ forceren, zich hard inspannen♦voorbeelden:forcer sur les rames • uit alle macht roeienne forcez pas sur l'alcool • niet overdrijven met de (sterke) drankII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geweld uitoefenen op ⇒ met geweld nemen, openbreken2 druk uitoefenen op ⇒ dwingen, noodzaken (tot), verplichten♦voorbeelden:forcer le sens de ses paroles • zijn woorden verdraaienforcer la vérité • de waarheid geweld aandoenforcer la main à qn. • iemand (ergens toe) dwingenforcer le respect • respect afdwingenforcer qn. à, de 〈+ onbepaalde wijs〉 • iemand dwingen te, noodzaken te→ doseforcer la nature • te veel van zichzelf vergenforcer les plantes • planten trekkenv1) forceren3) klemmen4) overtroeven [spel]5) beschadigen6) openbreken7) dwingen, verplichten8) overdrijven -
18 contract
n. contract--------v. een contract afsluiten; krijgen, besmet worden; krimpen; inkrimpencontract1[ kontrækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 contract 〈 ook bridge〉 ⇒ (bindende) overeenkomst, verdrag, verbintenis; 〈 attributief〉 contractueel vastgelegd♦voorbeelden:1 enter into/make a contract • een contract sluiten, een verbintenis aangaanbe under contract to someone • zich contractueel verbonden hebben tegenover iemand————————contract2[ kəntrækt]1 een contract/overeenkomst/verdrag sluiten ⇒ een verbintenis aangaan, contracteren♦voorbeelden:contract to build a factory • een contract sluiten voor de bouw van een fabriekcontract to do something • zich contractueel verplichten om iets te doen1 samentrekken ⇒ inkrimpen, sen♦voorbeelden:1 ‘we will’ can be contracted to ‘we'll’ • ‘we will’ kan samengetrokken worden tot ‘we'll’1 per/bij contract regelen/vaststellen ⇒ contracteren, aangaan♦voorbeelden:contract debts • schulden aangaan/op zich nemencontract out • uitbesteden
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский